(Tekst geldend op: 20-08-2008)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe wettelijke bepalingen inzake de lijkbezorging vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Lijkbezorging geschiedt door begraving, verbranding of op andere bij of krachtens de wet voorziene wijze.
Lijkschouwing geschiedt door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer.
Burgemeester en wethouders verschaffen gelegenheid tot het doen schouwen van lijken. Zij benoemen een of meer gemeentelijke lijkschouwers.
De gemeentelijke lijkschouwers dienen bevoegd te zijn de titel van arts te voeren.
Geen begraving of verbranding van een lijk geschiedt zonder schriftelijk verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat kosteloos wordt afgegeven. Het formulier voor dit verlof wordt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld.
Verlof tot begraving of tot verbranding wordt niet verleend, zolang niet is overgelegd een verklaring van overlijden, afgegeven door de behandelende arts of een gemeentelijke lijkschouwer, dan wel een verklaring waaruit blijkt van geen bezwaar van de officier van justitie tegen begraving of verbranding. Indien de officier van justitie in de gevallen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, meent niet tot de afgifte van een verklaring van geen bezwaar tegen begraving of verbranding te kunnen overgaan, stelt hij de gemeentelijke lijkschouwer en de regionale toetsingscommissie bedoeld in artikel 3 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, hiervan onverwijld in kennis.
Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur afwijkingen toestaan van het bepaalde in de paragrafen 1, 2 en 3 van dit hoofdstuk ten aanzien van lijken, die Nederland worden binnengebracht.
Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de vijfde dag na die van het overlijden.
Ingeval niemand maatregelen neemt tot lijkschouwing of lijkbezorging overeenkomstig de wet, waarschuwt degene, die het lijk onder zijn berusting heeft, de burgemeester en wel uiterlijk op de derde dag na het overlijden.
De kosten, verbonden aan de bezorging van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt, daaronder begrepen lijken die uit zee worden aangebracht, komen ten laste van de gemeente. Voor zover zij door de bij de lijken gevonden, niet klaarblijkelijk aan anderen toebehorende goederen of gelden niet kunnen worden gedekt, kan de gemeente die kosten verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, dan wel de reder indien en voor zover kosten van de lijkbezorging op grond van artikel 416 Wetboek van Koophandel voor diens rekening komen. Artikel 13 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Begraving geschiedt op een begraafplaats.
De begraafplaatsen worden onderscheiden in gemeentelijke en bijzondere.
Het is verboden een begraafplaats, die niet op de voet van het bepaalde bij of krachtens deze wet is aangelegd of in gebruik genomen, als zodanig ter beschikking te stellen of te gebruiken.
Geen toegang of ingang van een graf of grafkelder mag zich bevinden of worden aangelegd in een kerk of een ander gesloten gebouw, dat niet uitsluitend tot begraven bestemd is.
1. | Een uitsluitend recht op een graf, welke vorm aan dit recht ook wordt gegeven, kan uitsluitend schriftelijk worden gevestigd. Het recht kan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van tenminste twintig jaren worden verleend. Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaren voor het verstrijken van de termijn, verlengd, doch telkens voor niet langer dan tien jaren. Het uitsluitend recht op een graf is geen registergoed. |
2. | Binnen een jaar na de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht doet de houder van de begraafplaats aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn, schriftelijk mededeling van het verstrijken van de termijn en van het bepaalde in het eerste lid. |
3. | Blijkt het adres onbekend, dan geschiedt de mededeling door aanplakking daarvan bij het graf en de ingang van de begraafplaats. De mededeling blijft aangeplakt tot het einde van de termijn waarvoor het uitsluitend recht op een graf werd gevestigd. |
4. | In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf, waarop een uitsluitend recht berust, voor zover dit onderhoud niet op de houder van de begraafplaats berust, kan deze verwaarlozing worden geconstateerd bij een schriftelijke verklaring van de houder van de begraafplaats, die hij toezendt aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn. |
5. | Blijkt het adres onbekend dan wordt de verklaring aangeplakt bij de ingang van de begraafplaats. Een mededeling daarvan wordt bij het graf aangeplakt. |
6. | Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud wordt voorzien, vervalt in ieder geval dertig jaren nadat in dat graf de laatste begraving heeft plaatsgevonden het in het eerste lid bedoelde recht. |
7. | De op grond van het vijfde lid aangeplakte verklaring en mededeling worden eerst verwijderd indien in het onderhoud wordt voorzien of het uitsluitend recht op het graf is vervallen. |
Artikel 29 is niet van toepassing bij een opgraving ingevolge een bevel van een gerechtelijke autoriteit met het oog op een strafrechtelijk onderzoek.
Wij kunnen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling bij algemene maatregel van bestuur regelen stellen.
Een gemeente heeft voor zich of met een of meer andere gemeenten tezamen tenminste een gemeentelijke begraafplaats, tenzij gedeputeerde staten van deze verplichting tijdelijk ontheffing hebben verleend.
Betreffende de aanleg of de uitbreiding van een gemeentelijke begraafplaats wordt de daartoe door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaar gehoord.
Tenminste elke dag welke geen zondag of algemeen erkende feestdag is, wordt gelegenheid tot begraven gegeven gedurende een redelijke tijd, bij gemeentelijke verordening te bepalen.
1. | Een gemeente behoeft voor het aanleggen of uitbreiden van een begraafplaats op het grondgebied ener andere gemeente toestemming van de raad van deze laatste. |
2. | De verordenende bevoegdheid met betrekking tot die begraafplaats wordt door de terzake bevoegde gemeenteraad uitgeoefend in overeenstemming met die van de andere gemeente. |
3. | Wordt zodanige overeenstemming niet verkregen dan stellen gedeputeerde staten de verordeningen vast. Liggen de gemeenten in verschillende provinciën, dan geschiedt deze vaststelling door Ons, gedeputeerde staten der betrokken provinciën gehoord. |
Een kerkgenootschap is gerechtigd tot het hebben van één of meer kerkelijke begraafplaatsen tot een zodanige uitgestrektheid, als overeenkomt met een redelijk deel van de grond, welke in de gemeente voor begraafplaatsen bestemd is. De gemeenteraad kan aan een kerkgenootschap op zijn verzoek toestaan, meer of grotere begraafplaatsen te hebben, onverminderd het recht van de andere kerkgenootschappen, bedoeld in de eerste volzin.
1. | Voor zover een kerkgenootschap geen gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38 wordt op zijn verzoek door burgemeester en wethouders een deel van de gemeentelijke begraafplaats te zijner beschikking gesteld. |
2. | De gemeente blijft belast met het beheer, het onderhoud en de administratie. Over de inrichting, de afscheiding en het gebruik van genoemd deel der begraafplaats, alsmede over de toepassing van de artikelen 35, 43 en 44, wordt overleg gepleegd met het kerkgenootschap. |
1. | Voor het aanleggen of uitbreiden van de bijzondere begraafplaats wordt slechts de grond gebruikt, die daartoe door de gemeenteraad is aangewezen. |
2. | Burgemeester en wethouders kunnen maatregelen voorschrijven, welke nodig zijn teneinde de grond geschikt te maken om als begraafplaats te dienen. |
3. | Inzake de totstandkoming van de aanwijzing en de voorschriften, bedoeld in de voorgaande leden, wordt de daartoe door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaar gehoord. |
4. | Indien het kerkgenootschap geen eigenaar van de benodigde grond is, dragen burgemeester en wethouders desgevraagd zorg, dat het kerkgenootschap de grond, mede gelet op de staat, waarin deze ingevolge het tweede lid moet verkeren, op redelijke voorwaarden in eigendom kan verwerven. Kunnen burgemeester en wethouders en het kerkgenootschap niet tot overeenstemming komen, dan bepalen gedeputeerde staten op verzoek van een van hen of beide de voorwaarden. |
Voor het in gebruik nemen van de bijzondere begraafplaats of van een deel daarvan is de toestemming van burgemeester en wethouders nodig. Deze toestemming wordt slechts geweigerd, indien niet aan de wettelijke voorschriften is voldaan.
1. | Een begraafplaats kan worden gesloten. |
2. | Voor een gemeentelijke begraafplaats nemen burgemeester en wethouders het besluit daartoe. |
3. | Van de sluiting van een andere begraafplaats wordt terstond mededeling gedaan aan burgemeester en wethouders. |
Indien op een begraafplaats gedurende tien jaren geen begraving meer heeft plaats gehad, kunnen burgemeester en wethouders de begraafplaats gesloten verklaren. De begraafplaats wordt alsdan geacht met ingang van de dag na die van de laatste begraving te zijn gesloten. Deze dag wordt in het besluit van burgemeester en wethouders vermeld.
Een begraafplaats houdt op dit te zijn, indien de grond die bestemming heeft verloren en hetzij
Onder begraafplaats wordt voor de toepassing van deze wet mede een gedeelte van een begraafplaats verstaan.
Verbranding geschiedt in een crematorium.
Een bijzonder crematorium kan slechts worden gevestigd en in werking gehouden door een kerkgenootschap dan wel door een privaatrechtelijke rechtspersoon of een natuurlijk persoon. Artikel 37, tweede lid, is van toepassing.
Het vestigen, uitbreiden of wijzigen van een bijzonder crematorium behoeft een vergunning van burgemeester en wethouders.
Een besluit tot vestiging van een gemeentelijk crematorium dan wel een besluit tot het verlenen van vergunning voor het vestigen van een bijzonder crematorium wordt niet genomen, dan nadat burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging het voornemen daartoe ten minste dertig dagen tevoren ter openbare kennis hebben gebracht.
1. | Van een besluit, genomen ingevolge artikel 53 staat voor belanghebbenden beroep bij gedeputeerde staten open. |
2. | Indien burgemeester en wethouders nalatig blijven een besluit te nemen als bedoeld in artikel 53 bepalen gedeputeerde staten op verzoek een termijn, binnen welke zulks alsnog dient te geschieden. Is zulk een besluit voor afloop van deze termijn niet genomen, dan worden burgemeester en wethouders geacht afwijzend te hebben beschikt. |
Ten minste elke dag welke geen zondag of algemeen erkende feestdag is, wordt in een gemeentelijk crematorium gelegenheid gegeven tot het houden van crematieplechtigheden gedurende een redelijke tijd, bij gemeentelijke verordening te bepalen.
Wij kunnen omtrent de inrichting van crematoria en omtrent hetgeen in de crematoria en op hun erven in acht moet worden genomen bij algemene maatregel van bestuur regelen stellen.
Omtrent de berging, de bestemming en de bewaring van de as kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.
Wij geven bij algemene maatregel van bestuur voorschriften omtrent de wijze, waarop met lijken van personen of van doodgeborenen, aan boord van Nederlandse schepen op zee overleden onderscheidenlijk ter wereld gekomen, gehandeld dient te worden. Daarbij worden de gevallen geregeld, waarin een lijk overboord wordt gezet of aan een conserverende bewerking wordt onderworpen.
In de ontheffing wordt de wijze en de plaats van de lijkbezorging vermeld. De artikelen 12-15 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het verrichten van sectie geschiedt door een arts, nadat deze zich er van tevoren van heeft vergewist dat het intreden van de dood door een andere arts is vastgesteld en aan de vereisten, geldend ingevolge de artikelen 72 en 73, is voldaan.
Gedurende een gerechtelijk vooronderzoek komen de bevoegdheden, die artikel 76 aan de officier van justitie toekent, mede toe aan de rechter-commissaris.
Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur regelen met betrekking tot het vervoer van lijken uit Nederland naar het buitenland en uit het buitenland naar Nederland.
Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur regelen betreffende de in deze wet geregelde onderwerpen voor de territoriale zee en voor het aan Nederland grenzende deel van het continentale plat, waarop het Koninkrijk souvereine rechten heeft, en voor landen buiten Nederland voor het geval aldaar door of vanwege Nederlandse militaire autoriteiten ter uitvoering van een internationale overeenkomst handelingen, die onderwerpen betreffende, verricht kunnen worden. In die regelen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de in Nederland geldende wettelijke bepalingen.
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:
Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:
De ingevolge deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Het recht op een eigen graf, verleend vóór het in werking treden van deze wet, wordt geacht een uitsluitend recht op een graf in de zin van artikel 28 te zijn.
Een besluit waartegen ingevolge deze wet beroep openstaat of aanhangig is treedt, zolang dit het geval is, niet in werking, onverminderd het bepaalde in artikel 31, vierde lid.
De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen, gesteld in de artikelen 16, 20 en 68, eerste lid.
De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp, waarin deze wet voorziet, gehandhaafd, voor zover die verordeningen niet met deze wet in strijd zijn.
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
De Wet op de lijkbezorging (Wet van 10 april 1869, Stb. 65) wordt ingetrokken.
Deze wet kan worden aangehaald onder de titel: Wet op de lijkbezorging.
Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Beatrix